1. Inleiding
In de paragraaf "weerstandsvermogen en risicobeheersing" staat de berekening van de weerstandscapaciteit opgenomen en een opsomming van de belangrijkste risico's. Daarnaast vindt u hier een aantal verplicht voorgeschreven kengetallen conform BBV.
2. Risico-inventarisatie algemene risico's
Voor de begroting 2025 zijn de risico’s geactualiseerd. Daarbij is beoordeeld
- in hoeverre eerder geïnventariseerde risico’s actueel zijn voor wat betreft de kans en maximaal financieel gevolg en
- of er nieuwe risico’s zijn bijgekomen.
Uit de inventarisatie blijkt dat er 138 algemene risico’s zijn. De geïnventariseerde risico’s zijn aan de hand van kans en maximaal financieel gevolg verdeeld over onderstaande matrix.
Algemene risico toegelicht:
- We zien dat de prijzen nog steeds stijgen. Door de inflatie mede veroorzaakt door hogere lonen en energielasten stijgen de prijzen. Dit heeft ook gevolgen voor de (geplande) investeringen en onderhoud van gebouwen en dergelijke. De prijsstijgingen zijn zoveel mogelijk meegenomen in de begroting en daarom niet als apart risico meegenomen.
- Daarnaast is er op vele gebieden krapte op de arbeidsmarkt met als gevolg dat niet alleen interne functies moeilijk opgevuld worden, maar ook dat leveranciers moeite hebben werkzaamheden binnen bepaalde tijd uit te voeren. Dit betekent dat projecten later uitgevoerd worden.
Financiële klasse | |||||
---|---|---|---|---|---|
6) x > € 1.000.000 | 2 | 2 | |||
5) € 500.000 < x < € 1.000.000 | 6 | 7 | |||
4) € 100.000 < x < € 500.000 | 17 | 12 | 6 | 2 | |
3) € 25.000 < x < € 100.000 | 16 | 13 | 13 | 1 | 1 |
2) x < € 25.000 | 17 | 15 | 5 | 2 | |
1) Geen financiële gevolgen | 1 | ||||
10% | 30% | 50% | 70% | 90% |
Toelichting matrix
Op de horizontale as is de kans weergegeven dat het risico zich voordoet. Op de verticale as is de maximale financiële omvang (bedrag) van het risico weergegeven. De financiële klassen zijn ingedeeld zoals vastgesteld in de nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2024. Een risico in het groene gebied vormt geen direct gevaar voor de continuïteit van de organisatie. Een risico in het oranje gebied vraagt extra aandacht. Een risico dat een risicoscore heeft in het donkerrode gebied (helemaal rechtsboven) vereist directe aandacht. Deze risico’s kennen immers een grote financiële omvang, de kans dat dit risico zich voordoet is als hoog (>90%) ingeschat en het financiële gevolg is > € 1.000.000.
Hieronder zijn de belangrijkste risico's, met de grootste kans en hoogste financiële klasse, toegelicht. Deze corresponderen met de risico's die in de risicomatrix onderstreept en vetgedrukt zijn. De in de tabel genoemde kans-percentages en financiële klassen verwijzen naar bovenstaande matrix. Andere risico’s zijn in omvang of kans-percentage afgenomen, waardoor deze niet meer in de rode, donkerrode of donker oranje cellen voorkomen.
Omschrijving risico | Kans | Financiële klasse | |
1 | Langere wachttijden bij doorverwijzing naar zorgaanbieders (Jeugd en WMO). | 75% | 4 |
2 | Implementatie van een nieuwe applicaties voor WIZ breed.
| 70% | 5 |
3. Risico's en grondexploitaties
Conform de huidige Nota Grondbeleid (vastgesteld op 20 september 2016, vaststelling van de geactualiseerde nota is voorzien in 2024) hebben we de Algemene reserve grondexploitatie (ARGE) vastgesteld met een ondergrens van € 1,7 miljoen en een bovengrens van € 2,7 miljoen. In verband met de winstnemingen als gevolg van de verplichte implementatie van de POC-methode ( percentage-of-completion ) heeft de raad bij de behandeling van de Herzieningsrapportage 2018 (raad oktober 2018) ingestemd met het instellen van de reserve POC-winst. Deze reserve vormt de buffer tussen de ARGE en de projecten.
Bij de Jaarrekening berekenen we de POC-winst conform de BBV-voorschriften. De POC-winst wordt vervolgens gestort in de Reserve POC-winst. Bedragen uit de Reserve POC-winst worden overgeheveld naar de ARGE op basis van de meer voorzichtige winstnemings-praktijk van vóór 2017, waarbij we ook de totale toekomstige kosten, project-risico’s en de boekwaarde van het project meewegen. Daarmee vormt de Reserve POC-winst de externe projectbuffer. Gedurende de looptijd van het project fluctueert het bedrag van de POC-winst en daardoor kan het voorkomen dat eerder genomen POC-winsten terugvloeien naar het project.
In een enkele grondexploitatie speelt een risico ten aanzien van stikstof. Naast Grandorse zijn er projecten die vlak bij Natura2000-gebieden liggen waarbij er in de bouwfase ook stikstofrisico's zijn. Aeriusberekeningen moeten aantonen of het project verantwoord/haalbaar is. Mocht in een dergelijk project op een andere manier gebouwd worden dan voorheen is doorgegeven of besproken, dan kan dit ook een risico op stikstof zijn. Voorbeeld hiervan is prefab bouwen vervangen door traditioneel bouwen.
In de betreffende specifieke grondexploitaties wordt dit meegenomen. Bij de voortgangsrapportage van de projecten wordt een en ander kort toegelicht.
4. Benodigde weerstandscapaciteit
Naast de hoogte van de ARGE is het noodzakelijk de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen voor de algemene risico’s.
De totale omvang van de geïnventariseerde algemene risico’s is € 51,8 miljoen. Dit betekent dat als alle risico’s zich in volle omvang tegelijk voordoen, dit naar verwachting € 51,8 miljoen kost. Hierbij is geen rekening gehouden met de waarschijnlijkheid (kans) dat het risico zich voordoet.
We bepalen de benodigde weerstandscapaciteit met behulp van een risicosimulatie, de zogenaamde Monte Carlo simulatie (statistische simulatie). Uitgangspunt hierbij is dat de risico’s zich nooit allemaal tegelijk zullen voordoen en ook niet met een maximale omvang zullen optreden.
Daarnaast heeft de gemeenteraad met de Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen 2019 het uitgangspunt vastgesteld dat we 90% zekerheid willen hebben dat het beschikbare weerstandsvermogen toereikend is om de risico’s af te dekken. Dit wordt het zekerheidspercentage genoemd.
Uitgaande van het vastgestelde zekerheidspercentage van 90% is er een weerstandscapaciteit nodig voor de algemene risico’s van minimaal € 7,97 miljoen. Dit wil concreet zeggen dat we met een zekerheid van 90% kunnen stellen dat een weerstandsvermogen van € 7,97 miljoen toereikend is om de risico’s af te dekken. Dit betekent dat de algemene reserve basis, die een stand heeft van € 9,12 miljoen heeft voldoende groot is om de risico’s op te vangen.
5. Beschikbare weerstandscapaciteit = Algemene Reserve basis
Een organisatie loopt altijd risico’s. Of de gemeente in staat is de gevolgen van de risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar komt, geven we weer door de 'weerstandscapaciteit'. Onder weerstandscapaciteit verstaan we de middelen en mogelijkheden die de gemeente heeft om onverwachte, niet-begrote kosten te kunnen dekken. Weerstandscapaciteit bestaat uit de Algemene Reserve basis. Conform de Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen bestemmen we deze reserve niet voor andere zaken.
Naast deze Algemene Reserve basis zijn er ook nog overige middelen die we ook gebruiken om mogelijke niet begrote kosten - die onverwacht en substantieel zijn - te dekken. Daarvoor komen de volgende onderdelen in aanmerking:
- Vrij besteedbare reserves: de ‘Algemene reserve vrij aanwendbaar’.
- Stille reserves: de gebouwen en gronden die de gemeente in bezit heeft, vertegenwoordigen een zekere waarde. Wanneer de marktwaarde hoger is dan de boekwaarde, is er sprake van stille reserves. Daarbij houden we er rekening mee dat we niet ieder eigendom (op korte termijn) kunnen verkopen. De omvang van de stille reserves is in 2022 opnieuw in beeld gebracht en bedraagt circa € 48,6 miljoen (inclusief pachtgronden). Deze gelden zijn niet op korte termijn beschikbaar. Bij de berekening van het benodigde weerstandsvermogen houden we dan ook geen rekening met (eventuele) stille reserves.
6. Benodigde weerstandscapaciteit versus beschikbare weerstandscapaciteit.
Om te bepalen in hoeverre het weerstandsvermogen toereikend is, berekenen we de ratio weerstandsvermogen. De berekeningswijze hiervan is als volgt:
Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit / Benodigde weerstandscapaciteit
De Provincie Limburg bepaalt op basis van de ratio weerstandsvermogen of de beschikbare weerstandscapaciteit van een gemeente toereikend is.
In onderstaande tabel staat opgenomen hoe de Provincie de weerstandsnorm classificeert.
Waardering | Weerstandsnorm ratio | Betekenis |
---|---|---|
A | >2,0 | Uitstekend |
B | 1,4 - 2,0 | Ruim voldoende |
C | 1,0 - 1,4 | Voldoende |
D | 0,8 - 1,0 | Matig |
E | 0,6 - 0,8 | Onvoldoende |
F | <0,6 | Ruim onvoldoende |
Bij de jaarrekening 2022 is voorgesteld om de benodigde weerstandscapaciteit in de Algemene reserve basis te verhogen naar € 9.117.998.
De ratio is, uitgaande van de stand van de algemene reserve basis voor de begroting 2025, € 9.117.998 / € 7.971.306 = 1,14. Dit valt binnen de gestelde norm van 1,0 – 1,4. We stellen voor om de Algemene reserve basis niet aan te passen en te handhaven op € 9.117.998.
7. Kengetallen
Kengetallen | Jaarrek. 2023 | Begr. 2024 | Begr. 2025 | Begr. 2026 | Begr. 2027 | Begr. 2028 | Gestelde norm*) | Risico |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Netto schuldquote = | 33% | 42% | 62% | 80% | 88% | 87% | 68% | A |
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen = | 27% | 36% | 57% | 75% | 84% | 82% | 61% | A |
3. Solvabiliteitsratio = | 37% | 39% | 37% | 34% | 32% | 33% | 33% | B |
4. Grondexploitatie = | 0% | 1% | 1% | -1% | 0% | 0% | 7% | A |
5. Structurele exploitatieruimte = | 10% | 1% | 3% | -1% | -1% | -3% | 2% | A-C |
6. Belastingcapaciteit woningen = | 94% | 99% | 97% | 97% | 97% | 97% | 97% | B |
*) De gestelde normen zijn afkomstig uit de door de raad op 19-11-2023 vastgestelde nota Risicomanagement en weerstandsvermogen.
Normering van de kengetallen opgenomen in het gemeenschappelijk financieel toezichtkader van de provincies (GTK 2020 gemeenten).
Via het gemeenschappelijk toezichtkader van de provincies zijn de onderstaande normeringen voor de kengetallen vastgesteld. Hierbij zijn 3 categorieën onderscheiden. Categorie A is het minst risicovol, categorie C is het meest risicovol.
Kengetallen | Categorie A | Categorie B | Categorie C |
---|---|---|---|
Netto schuldquote | < 90% | 90% - 130% | > 130% |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte geldleningen | < 90% | 90% - 130% | > 130% |
Solvabiliteitsratio | > 50% | 20% - 50% | < 20% |
Grondexploitatie | < 20% | 20% - 35% | > 35% |
Structurele exploitatieruimte | >0% | 0% | < 0% |
Belasting capaciteit | <95% | 95% - 105% | > 105% |
8. Conclusie kengetallen
- Ratio 1 en 2: Netto Schuldquote
Deze ratio’s geven de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen aan. Hoe lager de schuldquote, hoe beter. Op basis van beide schuldquotes vallen we meerjarig in de laagste risicoklasse A van de provincie maar voldoen we niet aan de door ons zelf gestelde normen. De quotes laten in de periode 2024 - 2028 een stijgende, dus ongunstigere, lijn zien.
De netto schuldquote stijgt van 42% naar maximaal 88% in 2027 en de netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen van 36% naar 84%. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door hogere vaste schulden die nodig zijn voor de financiering van de investeringen komende jaren. - Ratio 3. Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio, is de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de gemeente. Het geeft een beeld in welke mate wij aan onze financiële verplichtingen kunnen voldoen. Hoe hoger het percentage, hoe beter.
De solvabiliteitsratio neemt in de periode 2024 -2028 af van 39% naar 33%. Hiermee vallen we nog steeds in risicoklasse B van de Provincie en voldoen we aan de door ons zelf gestelde norm van minimaal 33%.
- Ratio 4. Grondexploitatie
Deze ratio geeft aan in hoeverre een gemeente afhankelijk is van de inkomsten uit grondexploitaties. Grondexploitaties vormen een risico en kunnen een forse impact hebben op de financiële positie van de gemeente. Dus hoe lager deze ratio, hoe minder afhankelijk een gemeente is van inkomsten uit grondexploitaties en hoe beter dat is.
De grondexploitatie ratio schommelt in de periode 2024 - 2028 tussen de -/- 1% en + 1%.
Hiermee vallen we in de laagste risicoklasse(< 20%) en blijven we onder onze eigen norm van 2%. Dit is vanuit het risicoperspectief een positief.
- Ratio 5. Structurele exploitatieruimte
Deze ratio geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. Dus hoe hoger dit percentage, hoe beter. Om in de laagste risicoklasse te vallen is een percentage van > 0% nodig.
In 2023 was de ratio hoog met 9,9% veroorzaakt door het positieve saldo van de jaarrekening.
In 2024 en 2025 is de structurele exploitatieruimte positief en hiermee vallen we dan ook in de laagste risicoklasse. In 2026 t/m 2028 is de ratio negatief en vallen we dan ook in de hoogste risicoklasse C. Een niet structureel sluitende begroting voor de jaren 2026 t/m 2028 is echter een bewuste keuze omdat op landelijk niveau de komende periode nog veelvuldig gesprekken plaatsvinden over de financiering van gemeenten door het Rijk vanaf 2026. Gelet op deze financiële onzekerheid heeft de raad bij de Kaderbrief 2025 reeds aangegeven dat we vooruitlopend hierop niet nu al onze ambities naar beneden gaan bijstellen maar streven naar een tekort van maximaal 2% van de totale begrotingslasten (exclusief mutatie reserves). Dit betekent een maximaal tekort van ongeveer € 3 miljoen.
Hoewel er nu niet wordt ingezet op ombuigingen gaan we aan de slag met zerobased begroting waarbij kritisch wordt gekeken naar bestaande budgetten.
- Ratio 6. Belastingcapaciteit:
Dit percentage bepaalt de ruimte om de belastingen te verhogen, waarbij we weergeven hoe de lastendruk in Horst aan de Maas zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Hoe lager dit percentage is, des te meer ruimte er is voor verhoging van belastingen tot aan het landelijke gemiddelde. Een ratio van 100% betekent dat de belastingcapaciteit in Horst aan de Maas gelijk is aan het landelijke gemiddelde .
De belastingcapaciteit neemt voornamelijk door de verhoging van de rioolheffing in 2024 ten opzichte van de jaarrekening 2023 toe van 94% naar 99% daarna daalt dit ratio weer naar 97% in 2025 en volgende jaren. Op basis hiervan vallen we in de middelste risicoklasse B van de provincie. We voldoen hiermee aan de door ons zelf gestelde norm van maximaal 97%. De OZB en rioolheffing in Horst aan de Maas is hoger dan het landelijke gemiddelde en onze afvalstoffenheffing een stuk lager.
9. Samenvattende conclusie
Samenvattend kunnen we concluderen dat het financiële weerstandsvermogen van gemeente Horst aan de Maas nog steeds goed is maar naar verwachting in de periode 2025 tot 2028 lichtelijk verslechterd. 4 van de 6 ratio's vallen in 2025 in de laagste risicoklasse van de provincie en 2 in de middelste.
Om in de toekomst ook te beschikken over voldoende financieel weerstandsvermogen is het volgende van belang:
Het op peil houden van het eigen vermogen
Afgelopen jaren is onze eigen vermogenspositie versterkt. Dit heeft geleid tot een stijging van de solvabiliteit tot een ratio van 39% in 2024. In de periode 2025 t/m 2028 verzwakt onze vermogenspositie zoals het er nu uitziet enigszins door geplande investeringen die met vreemd vermogen worden gefinancierd. De solvabiliteitsratio daalt tot de door de raad gestelde ondergrens van 33%. De financiering van investeringen met vreemd vermogen is ook de reden dat de schuldquoteratio's in 2028 de grens tussen de laagste en middelste risicoklasse van de provincie naderen. Het is dan ook wenselijk te bewaken dat we komende jaren niet verder interen op ons eigen vermogen en dit op peil weten te houden.
Toewerken naar sluitende begrotingen voor de jaren 2026 t/m 2028
De ratio voor structurele exploitatieruimte is in de jaren 2026 t/m 2028 negatief. Dit is zoals hierboven toegelicht een bewuste keuze. Met de zerobasedbegroting 2026 en later de begrotingen voor de jaren 2027 en 2028 is het belangrijk dat we toewerken naar sluitende begrotingen.
Lastendruk en ambities in balans
We zitten qua lastendruk voor huishoudens iets onder het landelijke gemiddelde en onder de door ons gestelde norm. Het blijft belangrijk bij het maken van keuzes te blijven zoeken naar de balans tussen ambities en lastendruk.